Zinsbouw Het kind leert vooral zinnen maken in de eerste vier jaar van zijn leven. Dit begint met het zeggen van losse woorden zoals: papa, mama, ja. Daarna volgen korte zinnen en uiteindelijk kan het kind volledige zinnen maken die grammaticaal kloppen. Sommige kinderen met een taalontwikkelingsstoornis maken in vergelijking met leeftijdgenoten veel simpelere en kortere zinnen. Woorden staan op de verkeerde plaats in de zin of worden weggelaten. Het kind gebruikt de lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vaak niet juist of laat ze weg. Sommige kinderen hebben moeite met woorden zoals ik, mij, hij, zij, jou, hem. Ze maken zelf minder samengestelde zinnen met de woorden maar, en, want, als of omdat. Als ze dit op een gegeven moment wel gaan doen, dan is het vaak met meer fouten dan kinderen zonder een taalontwikkelingsstoornis. Woordvorming Het toepassen van werkwoordsvormen is vaak lastig. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het woord lopen. De vervoeging ‘liep’ en ‘gelopen’ vindt een kind met een taalontwikkelingsstoornis lastig om te gebruiken. Het kind maakt er vaak, ook als het eigenlijk die fase in de taalverwerving al voorbij is, nog steeds ‘loopte’ en ‘geloopt’ van. Taalbegrip Een aantal kinderen met een taalontwikkelingsstoornis begrijpt taal minder goed. Dit merk je als ouder niet altijd op. Als je iets vraagt aan je kind, lijkt het je te begrijpen. Het doet wat je gevraagd hebt. Bijvoorbeeld na het voorlezen van een boek, zeg je: ‘Leg het boek maar in de mand.’ Het kind legt het boek in de mand. Het is nu de vraag of jouw kind je heeft begrepen omdat hij de opdracht begreep, of dat het uit de situatie opmaakte wat er van hem verwacht werd. Het kan zijn dat het kind in een andere situatie, op een andere plek, een opdracht met het voorzetsel ‘in’ niet begrijpt. Kinderen met taalbegripsproblemen hebben moeite met het uitvoeren van niet alledaagse opdrachten zoals: ‘Leg je schoenen op het bed’. Ze vinden tegenstellingen, kleuren en vormen lastig. Opdrachten die bestaan uit twee onderdelen geven vaak problemen, zoals: ‘Leg het speelgoed maar in de blauwe kist onder de tafel’. Ook vraagzinnen met de woorden wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe kunnen zij niet altijd begrijpen, net zoals lange zinnen die eigenlijk bestaan uit twee zinnen achter elkaar. Zoals de zin die je net gelezen hebt (een samengestelde zin). Woordenschat Het totaal aan woorden dat een kind begrijpt en gebruikt, noemen we zijn woordenschat. Meestal is de woordenschat van een kind met een taalontwikkelingsstoornis kleiner dan die van leeftijdgenoten. Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis begrijpen woorden soms onvoldoende (passieve woordenschat) of zij gebruiken een klein aantal woorden (actieve woordenschat). Ook raakt het kind woorden ‘kwijt’ die het eerder wel kende; zo kan het een tijdje het woord ‘hond’ gebruiken en daarna niet meer. Taalgebruik Het kind vindt het soms moeilijk om te praten: het zegt bijvoorbeeld geen gedag, geen dankjewel of alsjeblieft. Het is moeilijk voor het kind om iets te vertellen op een manier die een ander ook werkelijk begrijpt. Het kind heeft er moeite mee om zelf een gesprekje te beginnen. Binnen een gesprek is het om de beurt spreken vaak lastig. Het verwoorden van emoties is moeilijk, net zoals het aangeven van wat het graag wil of het stellen van vragen. Het heeft hulp nodig bij het oplossen van ruzies. Spraak Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis hebben soms ook spraakproblemen. Zij kunnen woorden niet goed uitspreken of maken opvallende uitspraakfouten Voor ouders is het vaak lastig om te herkennen dat het andere fouten zijn dan fouten die kinderen op die leeftijd normaal maken. Een logopedist kan die wel herkennen. Deze kinderen kunnen bijvoorbeeld wel de klanken maken maar de woorden toch niet goed uitspreken. Ze hebben wel een goede mondmotoriek maar maken toch fouten in de uitspraak. Er komen soms nietnormale vereenvoudigingen in de taal voor: zij laten klanken uit woorden weg of vervangen die door andere klanken (huttou in plaats van juffrouw). Of zij hebben motorische problemen of een schisis (gehemeltespleet), waardoor zij spraakklanken niet goed kunnen vormen en uitspreken. 26 Van Nul tot Taal Pagina 25
Pagina 27Heeft u een rapport, modern media of eonderwijscatalogi? Gebruik Online Touch: uitgave van papier naar online converteren.
Van nul tot taal Lees publicatie 10Home